Thyreoglobuline antistoffen anti-TG schildklier - Vingerprik
Thyreoglobuline antistoffen ook bekend als Anti-TG As (S), Collïd antistoffen of Anti-TG antistoffen. In het engels heet het: Anti-thyroglobulin antibody (TAK)
Bij veel aandoeningen van de schildklier werkt het afweersysteem van het lichaam niet goed. Dat afweersysteem noem je ook wel immuunsysteem. Dit immuunsysteem gaat indringers in ons lichaam te lijf, zoals virussen en bacteriën.
Het komt voor dat het immuunsysteem zich vergist en het eigen lichaam aanvalt. Het immuunsysteem ziet dan eigen cellen als vijandelijke indringers. Het maakt antistoffen tegen deze eigen cellen: auto-antistoffen.
Als iemand daardoor ziek wordt spreken we van een auto-immuunziekte. TPO- en Tg-antistoffen vallen de eigen schildkliercellen aan. De antistoffen vernietigen de schildkliercellen waardoor de schildklier te weinig of geen hormoon meer aanmaakt. Er ontstaat een hypothyreïdie (trage schildklier). Dit is het geval bij de ziekte van Hashimoto.
De anti-Tg-test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyreoglobuline (Tg), een eiwit dat in de schildklier wordt gemaakt. Aanwezigheid van Tg betekent aanwezigheid van schildklierweefsel. Bij veel schildklierziekten wordt anti-Tg gemaakt.
Als de schildklier verwijderd wordt, bijvoorbeeld na schildklierkanker, kan aan de hand van een Tg-bepaling bekeken worden of al het schildklierweefsel verwijderd is. Vaak wordt de test meerdere malen uitgevoerd om te controleren of de tumor definitief is verdwenen.
Meestal worden tegelijk met de Tg-bepaling ook antistoffen tegen Tg (anti-Tg) gemeten. Als er anti-Tg in het bloed zit, is de Tg-test niet betrouwbaar en daardoor niet geschikt om het effect van de behandeling van schildklierkanker te meten.
Normaal:
referentiewaarde uitslag moet kleiner dan < 115 IU/ml zijn.
Bij de meeste mensen is geen anti-Tg aanwezig.
Verhoogd:
Bij veel schildklierziekten ontstaat anti-Tg. Echter ook mensen zonder schildklierziekte kunnen verhoogde antistoffen tegen thyreoglobuline hebben.
Indien antistoffen tegen thyreoglobuline verhoogd zijn, kan de uitslag van de thyreoglobulinebepaling niet betrouwbaar zijn, doordat de antistoffen storen in de Tg test.
TPO-antistoffen komen ook voor bij schildklierpatiënten met de ziekte van Graves en andere schildklieraandoeningen. Deze antistoffen kan men verder bij zich dragen zonder een schildklierstoornis te ontwikkelen.
TSI-antistoffen (of TSAb) richten zich tegen de TSH-receptor: dat deel van de schildkliercellen waar het TSH-hormoon uit de hypofyse zich aan hecht. De TSI-antistoffen gedragen zich als TSH-hormonen en stimuleren de schildklier tot hormoonproductie. Ook wanneer dit niet nodig is. De schildklier produceert te veel hormoon en er ontstaat een hyperthyreïdie. Dit gebeurt bij de ziekte van Graves.
TBI-antistoffen blokkeren de werking van het TSH-hormoon. De schildklier wordt niet meer gestimuleerd om hormoon te produceren en verschrompelt. Er ontstaat een hypothyreïdie
Gevolgen voor de schildklier
De meest voorkomende oorzaak van een schildklieraandoening is een auto-immuunziekte.
We onderscheiden de volgende antistoffen:
- antistoffen tegen het schildklierweefsel (anti-TPO en anti-Tg)
- antistoffen tegen de TSH-receptor
Antistoffen tegen de schildklier
Anti-TPO en anti-Tg zijn antistoffen tegen de schildklier. Zij veroorzaken een ontsteking en beschadigen de schildklier.
Veel patiënten met de ziekte van Graves en de ziekte van Hashimoto hebben deze antistoffen. Bij patiënten met andere schildklieraandoeningen komen deze antistoffen ook voor, maar minder.
Ze zijn soms ook aanwezig bij gezonde personen, met name bij vrouwen boven 45 jaar. Niet iedereen met deze antistoffen krijgt een schildklieraandoening.
Antistoffen (TPO en Tg) tegen schildklier %
- ziekte van Hashimoto 99,9
- ziekte van Graves 75
- niet-toxisch struma 50
- schildkliercarcinoom 10
- ziekte van Quervain 10
- gezonde personen (afhankelijk van leeftijd en geslacht) 0 - 30
De oorzaak van auto-immuunziekten is nog niet bekend. Erfelijkheid, omgevingsfactoren, stress, virussen en vrouwelijke hormonen spelen een rol. Schildklierpatiënten hebben vaker familieleden met schildklieraandoeningen of diabetes. Bekend is dat schildklieraandoeningen vaker voorkomen bij vrouwen dan bij mannen.
Tijdens of na een zwangerschap en in de overgang is er een toename van schildklieraandoeningen.
Wereldwijd doen wetenschappers onderzoek naar het ontstaan van auto-immuunziekten. Zij hopen in de toekomst de oorzaken van auto-immuunziekten te ontdekken en een betere behandeling te ontwikkelen.
De behandeling bestaat nu uit symptoombestrijding, door het aanvullen van schildklierhormoon met medicijnen.Mogelijk dat wetenschappers ooit ontdekken hoe ze schildklieraandoeningen kunnen voorkomen.
Er zijn geen standaard referentiewaarden voor de Tg-test beschikbaar omdat de resultaten sterk afhangen van de gebruikte meetmethode in het laboratorium. De uitslag wordt dan ook vergeleken met de referentiewaarde die door het laboratorium wordt gehanteerd dat de test uitvoert.
De meeste mensen hebben geen anti-Tg. Bij veel schildklierziekten echter ontstaan er thyreoglobuline antistoffen. Ook mensen zonder schildklierproblemen kunnen verhoogde antistoffen tegen Tg hebben.
In aanwezigheid van anti-Tg is de Tg-test niet langer betrouwbaar.
Thyreoglobuline is een sterk autoantigeen. Zelfs in het bloed van gezonde personen zijn B-Lymphocyten met membraangebonden IgM antilichamen tegen thyreoglobuline aantoonbaar.
In het serum aantoonbare hoog titerige IgG antilichamen tegen thyreoglobuline (TAK) zijn vooral samen met TPO antilichamen (MAK) Anti-TPO een marker voor chronische autoimmuun thyreoditis type Hashimoto.