Bloedgroep en Rhesus
Bloedgroepbepaling (ABO + rhesus)
Bloedgroep + rhesusfactor (incl. test antilichamen + bloedgroepkaartje)
Naam en geboortedatum wordt extra vermeld op de buizen.
Met behulp van de AB0-rhesus bloedgroeptypering wordt vastgesteld of iemand bloedgroep A, B, AB of 0 (nul) heeft. Daarnaast wordt de aan- of afwezigheid van de rhesusfactor vastgesteld.
Het type bloedgroep dat iemand heeft, wordt bepaald door specifieke eiwitten (antigenen) die aanwezig zijn op de rode bloedcellen. Het belangrijkste zijn de A en B antigenen. Personen kunnen antigeen A (bloedgroep A), antigeen B (bloedgroep B), antigeen A en B (bloedgroep en AB) of geen antigeen A en B (bloedgroep 0) op hun rode bloedcellen hebben.
Antistoffen:
Het lichaam maakt van nature antistoffen aan tegen het antigeen dat niet aanwezig is op de eigen rode bloedcellen. Hiervoor is geen contact nodig met het lichaamsvreemde antigeen. Iemand met bloedgroep A heeft dus van nature antistoffen tegen bloedgroep B en omgekeerd. Iemand met bloedgroep 0 heeft antistoffen tegen bloedgroep A en bloedgroep B, iemand met bloedgroep en AB en heeft geen antistoffen tegen A of B.
Antistoffen tegen de rhesusfactor komen niet van nature voor. Iemand zonder rhesusfactor (rhesusfactor-negatief) moet dus eerst in contact komen met rhesus-positief bloed voordat rhesus-antistoffen worden aangemaakt. Dat contact kan bijvoorbeeld een bloedtransfusie zijn of een zwangerschap van een rhesus-positief kind.
Irregulaire antistoffen zijn normaal niet in het bloed aanwezig. Het zijn afweerstoffen tegen andere bloedgroepen dan A en B. Ze kunnen ontstaan na een bloedtransfusie of na een zwangerschap. Soms hebben zwangeren irregulaire antistoffen zonder duidelijke oorzaak
Als er irregulaire antistoffen aanwezig zijn worden deze ook aangetoond met dit onderzoek.
Er zijn verschillende soorten irregulaire antistoffen. Je kunt antistoffen tegen de bloedgroepen A en B, en tegen de resusfactor (c en D) hebben. Daarnaast zijn er nog veel andere bloedgroepen waartegen antistoffen kunnen bestaan. Deze worden irregulaire antistoffen genoemd. Deze worden op verschillende wijze weergegeven: soms met letters, zoals e, E, s, S; § soms met namen van de ontdekkers zoals: Duffy (Fy), Hofman, Hovekamp, Kell (K) of Kidd (Jk). Het is mogelijk irregulaire antistoffen tegen verschillende van deze bloedgroepen te hebben, maar meestal is slechts één soort aanwezig.
Het heeft geen zin om dit onderzoek om medische noodzaak te bepalen, omdat dit om veiligheidsredenen toch opnieuw moet gebeuren.