Cardiolipine antistoffen SLE - screening-miskraam
Antistoffen tegen cardiolipine screening (CARDAK uit serum) wordt gebruikt bij uitsluiten van deze antistoffen, zodat kans op een miskraam niet hierdoor verhoogd wordt.
Bij de screening wordt het totaal aan antistoffen gemeten, (IgG, IgM) er wordt geen uitsplitsing gemaakt welke antistoffen aanwezig zijn IgG of IgM
Antistoffen tegen cardiolipine kunnen ervoor zorgen dat de bloedstolling te actief is waardoor ongewenste bloedstolsels kunnen ontstaan. Deze stolsels kunnen leiden tot;
- een hersentrombose,
- hartaanval,
- longembolie,
- trombose of
- herhaalde miskramen.
Eigenlijk hoort het lichaam geen antistoffen te maken tegen cardiolipine
Anticardiolipine antistoffen geven een verhoogde kans op tromboses: zelfs al op jonge leeftijd. Soms komen tromboses voor in vaten waar tromboses normaal gesproken zelden optreden, zoals lever- of niervaten. Trombose kan een hartinfarct, longembolie of herseninfarct veroorzaken. Ook bij vrouwen die meermalen een miskraam hebben doorgemaakt, worden dergelijke antistoffen nog weleens gevonden. Dit geheel aan verschijnselen wordt antifosfolipidensyndroom genoemd. Het antifosfolipiden syndroom is een auto-immuun ziekte en kenmerkt zich door bepaalde afwijkende bloedtests in combinatie met verhoogde bloedstolling, waardoor trombose kan ontstaan. Daarnaast kunnen patiënten met het antifosfolipiden syndroom een verlaagd aantal bloedplaatjes hebben en kunnen er vaker complicaties in de zwangerschap ontstaan, zoals herhaalde miskramen.
APS kan opzichzelfstaand voorkomen. 50% van de APS-patiënten hebben alleen APS. Ongeveer 30% van mensen die systemische lupus erythematodes (SLE) hebben, hebben ook APS.
Als men alleen APS heeft, is de kans klein dat zich later alsnog SLE erbij ontwikkelt.
Zoals bij de meeste auto-immuun ziekten komt APS vaker bij vrouwen voor dan bij mannen. 60% is vrouw, 40% is man. De ziekte openbaart zich meestal tussen het 20ste en 40ste levensjaar.
De ziekte is ook bekend onder de naam Hughes syndroom. Deze naam is afkomstig van de Engelse arts professor Hughes, werkzaam in de lupuskliniek te Londen, die de ziekte voor het eerst heeft beschreven. Beide namen lopen soms wat door elkaar, het meest gangbaar wereldwijd is echter het antifosfolipiden syndroom, afgekort als APS.
Het antifosfolipidensyndroom als aparte entiteit is pas erkend in 1985 en daardoor is er nog niet zo veel over bekend en is er erg weinig informatie over te vinden. Er is nog veel onderzoek nodig om de ziekte beter te kunnen begrijpen en betere behandelingen te kunnen ontwikkelen.
Circulerende antilichamen tegen fosfolipiden hebben de laatste jaren veel stof doen opwaaien wegens hun samenhang met trombotische processen, bijvoorbeeld bij lupus erythematodes disseminatus (LED). Zij binden zich aan fosfolipiden van bloedplaatjes en endotheel waardoor bij verminderde productie van prostacycline door de vaatwand plaatjesaggregatie optreedt. Zo zijn bij een groot aantal jonge patiënten met vaatafsluitingen verhoogde antilichamentiters tegen cardiolipine, een mitochondriaal fosfolipiden-bevattend antigeen uit hartspiercellen, aangetoond.
Op verzoek zijn ook verkrijgbaar:
- antistoffen tegen cardiolipine (IgA)
- antistoffen tegen cardiolipine (IgM)