CMV IgG IgM
CMV IgG/IgM. Cytomegalie-virus CMVG en CMVM uit serum methode CLIA
Screening van zwangeren is niet zinvol, omdat de mogelijkheden voor behandeling ontbreken. Voor de zwangere zelf is er bij een infectie met CMV geen extra risico op ernstige ziekte (Jacquemard 2007).
CMV wordt doorgegeven via direct en indirect contact met besmette lichaamsvloeistoffen zoals speeksel, urine, sperma, cervixslijm, moedermelk en bloed. Meestal verloopt het zonder symptomen, maar soms is er koorts en vermoeidheid.
Diagnostiek berust op serologie. Soms is de interpretatie van serologische uitslagen moeilijk. Daarom is het van belang om te overleggen met een arts-microbioloog en de diagnostiek te baseren op een combinatie van klinische gegevens en diverse laboratoriumtests.
Risico's voor het ongeboren kind
Wie tijdens de zwangerschap voor het eerst in aanraking komt met CMV (die kans is minder dan 1%) kan het virus overdragen op het kind. Van deze geïnfecteerde kinderen heeft 5 tot 10% al bij de geboorte meer of minder ernstige symptomen. Bij 10 tot 15% van de ogenschijnlijk gezond geboren geïnfecteerde kinderen ontstaan er in de loop van de eerste levensjaren alsnog symptomen in de vorm van motorische of mentale achterstand of doofheid.
Infectie vroeger in de zwangerschap geeft meer kans op ernstigere schade.
Congenitale CMV-infectie komt wereldwijd voor bij 0,5%-2% van de levend geboren kinderen. Congenitale CMV-infectie komt in Nederland voor bij 1 op de 200 pasgeborenen (ongeveer 0,5%). Dit houdt in dat er in Nederland jaarlijks ongeveer 1000 kinderen met een al dan niet symptomatische congenitale cytomegalovirusinfectie worden geboren. 180 van hen zullen hier blijvende gevolgen aan overhouden.
Vooral jonge kinderen scheiden CMV langdurig (jaren) in hoge mate uit in urine en speeksel. Met het toenemen van de leeftijd neemt de frequentie en mate van uitscheiding af.
In een thuissituatie met jonge kinderen is overdracht van CMV moeilijk te vermijden, maar door goede handhygiëne kan de blootstelling verminderd worden. Dit omdat besmetting voornamelijk via de slijmvliezen verloopt.
Het advies aan zwangeren is een goede handhygiëne bij contact met speeksel en urine van jonge kinderen. Contact met speeksel van jonge kinderen vermijden door geen voedsel, bestek en bekers te delen.
Er is nog geen vaccin tegen CMV beschikbaar.
Zwangeren in Nederland worden niet routinematig gescreend op CMV-dragerschap. In de bevolking is het risico op het doormaken van een eerste CMV-infectie in de zwangerschap beperkt, minder dan 1%. Bovendien is het toepassen van een goede handhygiëne de enige mogelijkheid om dit risico verder te reduceren.
Volledige bescherming tegen CMV is niet mogelijk. Wel is het mogelijk om met het aantonen van IgG antistoffen tegen CMV vast te stellen dat een zwangere eerder een CMV-infectie heeft doorgemaakt. CMV blijft latent in het lichaam aanwezig en kan regelmatig re-activeren, ook in aanwezigheid van antistoffen. Indien er geen IgG-antistoffen aantoonbaar zijn, kan er een primo-infectie met CMV plaatsvinden in de zwangerschap, waarbij de kans dat de zwangere het virus overdraagt op het kind ongeveer 50% is.
Indien er wel IgG-antistoffen aantoonbaar zijn, kan het virus tijdens een re-activatie eveneens worden overgedragen op het kind. De kans daarop is echter uiterst gering. De aanwezigheid van IgG-antstoffen biedt dus een grote maat van bescherming, maar geen volledige bescherming. Daarnaast kan re-infectie met een ander (geno)type CMV voorkomen.
Bij verdenking op (primaire) CMV-infectie bij een zwangere, is het mogelijk dit te ondersteunen met behulp van IgM- en IgG-bepalingen. Indien aanwezig, is het meetesten van het eerste trimesterserum zinvol.
Een infectie met CMV bij een zwangere verloopt meestal asymptomatisch. Bij verdenking op een CMV-infectie zal bij een zwangere bloedonderzoek worden verricht. Het ontbreken van IgM of het ontbreken van een significante titer stijging van IgG bij de moeder sluit een congenitale cytomegalovirusinfectie bij de foetus echter niet uit.
Circa 40% van de vrouwen op vruchtbare leeftijd in Nederland is seropositief voor een CMV-infectie. Dit is hoger bij vrouwen oorspronkelijk afkomstig uit het Caribische gebied (96-100%) en het Middellandse Zeegebied (85-97%). Congenitale CMV-infectie komt in Nederland voor bij 1 op de 200 pasgeborenen (ongeveer 0,5%). Dit houdt in dat er in Nederland jaarlijks ongeveer 1000 kinderen met een al dan niet symptomatische congenitale cytomegalovirusinfectie worden geboren. 180 van hen zullen hier gevolgen aan overhouden (De Vries 2011). Congenitale CMV-infectie wordt in Nederland vaker gezien in gebieden met meer dan 15% jonge kinderen en in gebieden met meer dan 30% migranten.
Indien er (verdenking op) een primaire CMV-infectie bij de moeder was of er klinische verdenking op congenitale CMV-infectie bij de pasgeborene is, dien je jezelf tot je huisarts te wenden.