Fibrogeen bloedstolling
Fibrinogeen (citraatplasma, lichtblauwe buis)
Wat wordt getest?
De test meet de hoeveelheid fibrinogeen in het bloed. Fibrinogeen is een zogeheten stollingsfactor, een eiwit dat een belangrijke rol speel bij de bloedstolling. Er bestaan meer dan 20 verschillende stollingsfactoren die allemaal door de lever gemaakt worden.
Bij een ernstige bloeding kan er een tekort aan fibrinogeen ontstaan waardoor de bloeding niet meer vanzelf stopt. In dat geval wordt fibrinogeen, in de vorm van gedoneerde bloedproducten, toegediend. Bij het bepalen van de hoeveelheid fibrinogeen in het bloed wordt alleen fibrinogeen gemeten en dus niet de fibrinedraden die uit fibrinogeen gevormd worden.
De test
Wanneer wordt deze test gedaan?
Fibrinogeen wordt meestal aangevraagd samen met andere stollingstesten. De dokter kan dan vaststellen of de patiënt goed in staat is een bloeding te stoppen door de wond af te dichten met een bloedstolsel.
Een fibrinogeentest wordt vaak aangevraagd als vervolg op een afwijkende protrombinetijd (PT) of geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), bij ernstig bloedverlies of voor patiënten met een verhoogde neiging tot bloeden.
Ook kan fibrinogeen aangevraagd worden om bij ernstig zieke (vaak intensive care) patiënten actieve stolling, en dus verbruik van fibrinogeen, aan te tonen.
Fibrinogeen wordt ook gebruikt als test om de werking van antistollingsmiddelen te controleren. Antistollingsmiddelen worden toegediend aan patiënten die een hartinfarct of een beroerte hebben gehad als gevolg van afsluiting van een bloedvat door een bloedprop. Deze medicijnen lossen niet alleen een stolsel op, maar maken ook fibrinogeen stuk.
Wat betekent de uitslag?
Normaal
Bij gezonde mensen is er voldoende fibrinogeen om bloedstolsels te vormen. In bijzondere gevallen is er voldoende fibrinogeen aanwezig, maar is het fibrinogeen vanwege een erfelijke ziekte niet goed in staat om te worden omgezet tot fibrine. Deze zeldzame aandoening wordt dysfibrinogenemie genoemd.
Verhoogd
Fibrinogeen kan verhoogd zijn bij acute aandoeningen, ontstekingen, kanker, hartinfarct, beroerte, traumata en operaties. Dit komt omdat fibrinogeen een zogenaamd 'acuut fase eiwit' is. Dit zijn eiwitten die bij genoemde aandoeningen in grote hoeveelheden in het bloed aanwezig kunnen zijn. De hoeveelheid fibrinogeen is weer normaal als de aandoening verdwenen is.
Verlaagd
Bij een verlaagde hoeveelheid fibrinogeen is er onvoldoende van deze stollingsfactor aanwezig om bloedstolsels te kunnen vormen.
Chronisch tekort
Kan worden veroorzaakt door afibrinogenemie en hypofibrinogenemie. Beide aandoeningen zijn erfelijk bepaald en leiden tot een sterk verlaagde hoeveelheid fibrinogeen in bloed. Bij leverziekte kan de concentratie fibrinogeen ook verlaagd zijn.
Acuut tekort
Kan worden veroorzaakt door extreem verbruik van fibrinogeen zoals bij massaal bloedverlies, actieve stolling in alle bloedvaten en gebruik van stolseloplossende medicijnen (antistollingsmiddelen).